De bekeuring was terecht. Ja, ik had zitten bellen in de auto. En ja, ik had daarbij het toestel in m’n hand gehouden. Maar vervelend was het wel. Niet alleen kostte het grapje me ruim 150 euro, mij werd ook nog eens uitgebreid de les gelezen.
Het telefoongesprek was echt heel belangrijk geweest, vertelde ik de agenten. Ze waren niet onder de indruk. Hou je aan de wet, of ontvang een boete, meer mogelijkheden zijn er niet.
Dat lijkt zo logisch als wat, maar in de diffuse wereld van de corporate governance is er toch ook een andere optie. Wie zich niet aan de regels houdt, mag ook dat gewoon uitleggen. Comply or explain, pas toe of leg uit, is het belangrijkste principe uit de Europese en Nederlandse gedragregels voor grote bedrijven.
Het is het uitgangspunt van de Europese Corporate Governance Code en van de Nederlandse Code Tabaksblat. En toen de Nederlandse bankensector in september van dit jaar een eigen Code Banken presenteerde, met regels over bonussen, stond ook daar met dikke letters boven: pas toe of leg uit.
Enorme, risicoverhogende bonussen mogen nooit en te nimmer worden uitgedeeld bij de banken. Ze zijn ongeoorloofd, verboden, illegaal. Tenzij een bank netjes uitlegt waarom ze medewerkers toch zeven keer het jaarsalaris uitbetaalt voor het nemen van korttermijnrisico’s die de financiële stabiliteit van de wereldeconomie ondermijnen. Dan mag het natuurlijk wel.
Toen ik bij RTL-Z mijn verbazing uitsprak over de ondragelijke lichtheid van de nieuwe bankencode, kreeg ik bijval van gekwalificeerd ‘ISO-auditor’ – dat is iemand die internationale standaarden beoordeeld. Hij vertelde mij dat er drie soorten van standaarden bestaan: keiharde verplichtingen (‘obliged’), softere verplichtingen (‘should’), en boterzachte afspraken (‘would’). Comply-or-explain-codes vielen volgens hem in de laatste categorie. Boterzacht, dus.
Dat blijkt ook in de praktijk. In 2007 publiceerde Jelle Dinant, senior beleidsmedewerker van de Autoriteit Financiele Markten (AFM) een evaluatie van de Code Tabalksblad. In het artikel komt de volgende opzienbarende passage voor: “Onderzoek heeft uitgewezen dat de uitleg die door ondernemingen wordt gegeven aan de niet-naleving van een bepaling uit de Code, veelal een opvallend uniform karakter heeft.”
In mensentaal: bedrijven die zich niet willen houden aan de Code, schrijven gewoon een standaard zinnetje in hun jaarverslag en zijn van al het gedoe af. Echt uitleggen is niet nodig, de bedrijfsjurist geeft je een toverspreuk waarmee Tabaksblat zo kan worden weggetoverd.
Is dat een erg? Je zou denken van wel, maar volgens het European Corporate Governance Forum, een werkgroep van de Europese Commissie opgericht om de codes te evalueren, is er niets aan de hand. Toezichthouders moeten zich niet druk maken om de kwaliteit van de uitleg die bedrijven geven als ze zich niet aan een code houden. “Toezichthouders moeten hun rol beperken tot het controleren of er een uitleg gegeven wordt”, schrijft het Forum. “Ze moeten niet proberen om het oordeel van de raad van bestuur of de waarde van zijn uitleg, te evalueren.” Einde citaat.
‘We houden ons niet aan de regels, omdat het nu even niet uitkomt’. Zo’n verklaring in het jaarverslag zou in principe dus voldoende moeten zijn. Ik zal het de volgende keer dat de politie me te grazen neemt toch maar proberen: “Ik zat te bellen in de auto, omdat ik daar gewoon even zin in had.”
(verschenen in: CFO Magazine)
vrijdag 6 november 2009
donderdag 5 november 2009
Wandel door mijn straat
Filmpje van lokale omroep Regio22. (Geluid uit en kijken naar de mooie omgeving)
Belegger: let op de rente!
Wanneer durven centrale banken de rente weer te verhogen? Wie verkeerd gokt kan flinke verliezen lijden. Waar moeten beleggers op letten?
Lees hier verder...
Lees hier verder...
woensdag 4 november 2009
Op bezoek bij ABN Amro
Ik mocht de degens kruizen met hoofdeconoom en über-optimist Han de Jong van ABN Amro
Hier het filmpje
Hier het filmpje
Het leed dat parkeren heet
Uren rondrijden op zoek naar een vrij plekje. Drie jaar wachten op een parkeervergunning. Parkeren in de stad is een hel. De reden? Parkeren is, gezien vanuit economisch perspectief, veel te goedkoop.
Lees hier verder...
Lees hier verder...
De patentenoorlog
De crisis poetst de waslaag van de economie. De harde waarheid komt aan de oppervlakte. Het waanzinnige bonussysteem in de financiële industrie, het gebrek aan inzicht en toezicht van commissarissen, de onzin van transatlantische fusiebedrijven, wie durft het nog te ontkennen?
In een opmerkelijk artikel in Het Financieele Dagblad van begin deze week wijst Peter van Dongen, medewerker van het Octrooicentrum van het ministerie van Economische Zaken, op nog zo’n economische misstand die door de recessie aan het licht komt. U was het zich misschien niet bewust, maar de vooruitgang in Nederland wordt bedreigd door ‘patent trolls’ Dat zijn gespecialiseerde bedrijfjes, meestal Amerikaans, die jagen op de octrooiportefeuille van failliete of bijna-failliete ondernemingen. Ook in Nederland.
Ze doen dat niet om innovatieve producten op de markt te zetten. De ‘patenttrollen’ weten een snellere weg naar het grote geld: chantage. Ze zoeken de markt af naar producten en bedrijven die mogelijk inbreuk maken op de ingekochte patenten. Hun advocaten spannen dan een rechtszaak aan en dreigen de productie stil te leggen. Veel slachtoffers kiezen eieren voor hun geld en kopen de rechtszaak af – ook al zal de inbreuk op het patent in veel gevallen niet te bewijzen zijn.
Dat is nog eens makkelijk rijk worden! De trollen hoeven niets zelf te bedenken, niets te produceren, maar gaan er wel met de buit vandoor.
Juist in tijden van recessie slaan de trollen hun slag, want dan zijn veel bedrijven verplicht of bereid om hun octrooien te verkopen. Volgens Van Dongen zouden verkopende partijen daarom moeten nagaan wat de koper met de patenten van plan is. Aan trollen wordt niet verkocht.
Een prima oproep. Maar misschien gaat het kwaad van het patent nog wel verder dan de chanterende trol. Want ook gewone bedrijven, die wél echte producten maken, misbruiken het octrooirecht. Met name in de Verenigde Staten, waar zo ongeveer ieder vaag idee patenteerbaar is, is de patentenoorlog uitgegroeid tot een effectieve bedrijfstactiek. In plaats van dat er wordt geconcurreerd om de gunst van de klant, vindt de strijd om marktaandeel plaats in de rechtszaal. Europese multinationals doen daar vrolijk aan mee.
Vorige week klaagde Nokia concurrent Apple aan, omdat de iPhone van Apple tien patenten van Nokia zou schenden. Het Israëlische softwarebedrijf Red Bend sleepte in dezelfde week Google voor de rechter omdat er in Google’s webbrowser Chrome gepatenteerde technologie zou worden gebruikt. Eerder dit jaar klaagde Microsoft het Nederlandse TomTom aan voor het onbetaald gebruiken van gepatenteerde technologie. TomTom sloeg meteen terug met een contra-aanklacht waarin het juist Microsoft beschuldigde van technologiediefstal. De advocaten konden hun lol niet op.
In de meeste gevallen gaat het bij dit soort juridische gevechten niet om een oprechte strijd om de opbrengst van de eigen innovatie. Het patent is geen verdedigingsmiddel meer, maar een agressief aanvalswapen waarmee de tegenstander de weg naar de klant kan worden versperd. Daar was het natuurlijk nooit voor bedoeld. De bedoeling en de legitimiteit van het octrooirecht is om de noeste uitvinder de kans te geven om zijn investeringen terug te verdienen. Zonder bescherming tegen luie imitators heeft het voor hem geen zin zich jarenlang op te sluiten in het schuurtje. Zonder patenten is innovatie niet mogelijk. Dat was althans de theorie. De praktijk is vooral die van chanterende trollen en rijke multinationals die uitdagers het leven zuur maken.
Het vorig jaar verschenen boek Patent Failure van de Amerikaanse onderzoekers James Bessen and Michael Meurer laat er geen twijfel over bestaan: het octrooirecht heeft gefaald, in elk geval in de VS. Behalve in de medicijnenindustrie heeft het patent niets opgeleverd. De auteurs schrijven: ‘Er is nauwelijks bewijs te vinden dat patenten zorgen voor meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling, dat ze bijdragen aan economische groei, of dat ze zelfs maar een bron van inkomen zijn voor belangrijke uitvinders en innovators.’
Onderzoekers van het Amerikaanse Phoenix Center rekenden onlangs uit wat het mislukte en misbruikte octrooirecht de economie kost. De rekening bedraagt ruim 25 miljard dollar per jaar aan juridische kosten en verdrongen zinvol onderzoek. Weggegooid geld dat we juist in crisistijd goed zouden kunnen gebruiken. Zodra de banken zijn gesaneerd en beleidsmakers hun handen vrij hebben, moet het octrooisysteem op de schop.
(zie ook hier)
In een opmerkelijk artikel in Het Financieele Dagblad van begin deze week wijst Peter van Dongen, medewerker van het Octrooicentrum van het ministerie van Economische Zaken, op nog zo’n economische misstand die door de recessie aan het licht komt. U was het zich misschien niet bewust, maar de vooruitgang in Nederland wordt bedreigd door ‘patent trolls’ Dat zijn gespecialiseerde bedrijfjes, meestal Amerikaans, die jagen op de octrooiportefeuille van failliete of bijna-failliete ondernemingen. Ook in Nederland.
Ze doen dat niet om innovatieve producten op de markt te zetten. De ‘patenttrollen’ weten een snellere weg naar het grote geld: chantage. Ze zoeken de markt af naar producten en bedrijven die mogelijk inbreuk maken op de ingekochte patenten. Hun advocaten spannen dan een rechtszaak aan en dreigen de productie stil te leggen. Veel slachtoffers kiezen eieren voor hun geld en kopen de rechtszaak af – ook al zal de inbreuk op het patent in veel gevallen niet te bewijzen zijn.
Dat is nog eens makkelijk rijk worden! De trollen hoeven niets zelf te bedenken, niets te produceren, maar gaan er wel met de buit vandoor.
Juist in tijden van recessie slaan de trollen hun slag, want dan zijn veel bedrijven verplicht of bereid om hun octrooien te verkopen. Volgens Van Dongen zouden verkopende partijen daarom moeten nagaan wat de koper met de patenten van plan is. Aan trollen wordt niet verkocht.
Een prima oproep. Maar misschien gaat het kwaad van het patent nog wel verder dan de chanterende trol. Want ook gewone bedrijven, die wél echte producten maken, misbruiken het octrooirecht. Met name in de Verenigde Staten, waar zo ongeveer ieder vaag idee patenteerbaar is, is de patentenoorlog uitgegroeid tot een effectieve bedrijfstactiek. In plaats van dat er wordt geconcurreerd om de gunst van de klant, vindt de strijd om marktaandeel plaats in de rechtszaal. Europese multinationals doen daar vrolijk aan mee.
Vorige week klaagde Nokia concurrent Apple aan, omdat de iPhone van Apple tien patenten van Nokia zou schenden. Het Israëlische softwarebedrijf Red Bend sleepte in dezelfde week Google voor de rechter omdat er in Google’s webbrowser Chrome gepatenteerde technologie zou worden gebruikt. Eerder dit jaar klaagde Microsoft het Nederlandse TomTom aan voor het onbetaald gebruiken van gepatenteerde technologie. TomTom sloeg meteen terug met een contra-aanklacht waarin het juist Microsoft beschuldigde van technologiediefstal. De advocaten konden hun lol niet op.
In de meeste gevallen gaat het bij dit soort juridische gevechten niet om een oprechte strijd om de opbrengst van de eigen innovatie. Het patent is geen verdedigingsmiddel meer, maar een agressief aanvalswapen waarmee de tegenstander de weg naar de klant kan worden versperd. Daar was het natuurlijk nooit voor bedoeld. De bedoeling en de legitimiteit van het octrooirecht is om de noeste uitvinder de kans te geven om zijn investeringen terug te verdienen. Zonder bescherming tegen luie imitators heeft het voor hem geen zin zich jarenlang op te sluiten in het schuurtje. Zonder patenten is innovatie niet mogelijk. Dat was althans de theorie. De praktijk is vooral die van chanterende trollen en rijke multinationals die uitdagers het leven zuur maken.
Het vorig jaar verschenen boek Patent Failure van de Amerikaanse onderzoekers James Bessen and Michael Meurer laat er geen twijfel over bestaan: het octrooirecht heeft gefaald, in elk geval in de VS. Behalve in de medicijnenindustrie heeft het patent niets opgeleverd. De auteurs schrijven: ‘Er is nauwelijks bewijs te vinden dat patenten zorgen voor meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling, dat ze bijdragen aan economische groei, of dat ze zelfs maar een bron van inkomen zijn voor belangrijke uitvinders en innovators.’
Onderzoekers van het Amerikaanse Phoenix Center rekenden onlangs uit wat het mislukte en misbruikte octrooirecht de economie kost. De rekening bedraagt ruim 25 miljard dollar per jaar aan juridische kosten en verdrongen zinvol onderzoek. Weggegooid geld dat we juist in crisistijd goed zouden kunnen gebruiken. Zodra de banken zijn gesaneerd en beleidsmakers hun handen vrij hebben, moet het octrooisysteem op de schop.
(zie ook hier)
Abonneren op:
Posts (Atom)